Verdediging

 

De diamantratelslang heeft een ratel aan de staartpunt.

 
Een boze watermoccasinslang laat de witte binnenzijde van de bek zien.

De meeste slangen zullen een aanval proberen te vermijden. Grotere soorten zijn over het algemeen sneller en zullen wegvluchten, kleinere slangen vertrouwen vaak op hun camouflagekleur. Sommige soorten houden zich schijndood door op de rug te gaan liggen, de tong half uit de bek te laten hangen en roerloos te blijven liggen. Een aantal soorten scheidt een smerig goedje af uit klieren bij de anus. Veel slangen laten hun waterige ontlasting lopen als ze worden opgepakt.

Sommige kleinere slangen kennen geen enkele vorm van verdediging en zijn volkomen weerloos, maar de meeste slangen zijn in staat zich zeer effectief te verdedigen. De voornaamste verdediging bestaat uit vluchten, bluffen of dreigen. Veel slangen maken eerst waarschuwende sissende geluiden en pas in het nauw gedreven zal een slang bijten. De giftige soorten kunnen hierbij een gif injecteren dat vergiftiging van weefsels of verlamming van het zenuwstelsel veroorzaakt. Zie voor de giftige soorten, hun gifstoffen en de werking daarvan het kopje giftige slangen. De beet van niet-giftige slangen kan echter ook tot verwondingen leiden door de zeer sterke lichaams- en kaakspieren en de lange rijen naar achteren gekromde tandjes, die vlijmscherp zijn om prooien te verankeren in de bek.

Voor een slang bijt, probeert hij de confrontatie te vermijden. Juist de gevaarlijkste soorten hebben de verst ontwikkelde manieren om vijanden te waarschuwen. Voorbeelden zijn:

  • Ratelslangen hebben een uit schijfjes bestaande staartpunt waarmee kenmerkende geluiden worden geproduceerd die vijanden afschrikken.
  • De nauw aan ratelslangen verwante lanspuntslangen (Bothrops) slaan bij irritatie hun verharde staartpunt razendsnel tegen de grond. De staartpunt van de lanspuntslangen wordt gezien als voorloper van de staart van de ratelslangen.
  • De zeer giftige zaagschubadders uit het geslacht Echis schuren de van richeltjes voorziene flankschubben tegen elkaar, wat een kenmerkend ratelend geluid veroorzaakt.

De meeste slangen vertonen om een directe confrontatie te voorkomen een dreighouding waarbij ze zich oprichten en sissende geluiden maken om te imponeren. De moccasinslang heeft een opvallend witte binnenzijde van de bek en toont deze bij bedreiging als waarschuwing, de Engelse naam van deze soort is 'cotton-mouth' of katoenbek.

Veel slangen voeren schijnaanvallen uit, waarbij snel uitgehaald wordt maar de bek gesloten blijft en niet wordt gebeten. Ook gifslangen proberen zo een beet te voorkomen om hun gif te sparen. Ze bijten soms zonder vergif toe te dienen, wat een droge beet wordt genoemd. Als de slang daadwerkelijk bijt, zal deze geen directe maar een meer slaande beweging maken met de kop. Hierdoor dringen de giftanden sneller en dieper het slachtoffer binnen.

Sommige slangen hebben een aparte manier om hun boosheid te uiten: de roodbuikslang (Storeria occipitomaculata) heeft de gewoonte om bij bedreiging de bovenlip op te rollen, wat een zeer opmerkelijk gezicht is omdat het doet denken aan een boze hond.